Als je naar onze (beroeps-)bevolking kijkt, doet een klein percentage niet mee omdat dat
vanwege gezondheidsklachten echt niet meer kan – dat zijn mensen die ziek zijn. Nog niet
zo heel lang geleden werd een deel daarvan genegeerd, afgeschreven en erger, maar
tegenwoordig vinden we dat iedereen mee moet kunnen doen (waarbij de ene keer de
nadruk wat meer op “moeten” en de andere keer wat meer op “kunnen” wordt gelegd – maar
dat terzijde). Mensen die uitvallen door hun werk worden naar de bedrijfsarts gestuurd en
die arrangeert zo nodig passende hulp ten behoeve van een spoedig en voorspoedig
herstel.

Bestaansrecht voor bedrijfspsychologie

Psychische of mentale klachten nemen in dit verhaal een bijzonder plaats in, en trouwens
ook een best grote plaats. Het gaat daarmee automatisch ook om grote hoeveelheden geld.
Zieke werknemers moeten doorbetaald worden en er moeten kosten gemaakt worden om
vervanging te regelen. Hoe langer iemand ziek is, hoe hoger de rekening. Alle reden dus om
de zieke werknemer te helpen om snel tot herstel te komen. In Nederland hebben we het zo
geregeld, dat de werkgever niet alleen het financiële belang heeft om zijn zieke werknemers
hulp aan te bieden, maar ook de wettelijke plicht om die hulp te financieren. In de ruim 25
jaar dat die verplichting bestaat, hebben werkgevers (daarbij geholpen door een aantal
aanbieders van psychologische zorg) geprobeerd om daar “oplossingen” voor te vinden; er
is jarenlang heel veel van dit soort hulp gefinancierd vanuit de individuele zorgverzekering
van de werknemer – ook al was dat nadrukkelijk niet de bedoeling van de wetgever. Met het
alsmaar langer worden van de wachtlijsten voor psychologische zorg, weegt tegenwoordig
het vaak relatief beperkte financiële voordeel voor de werkgever niet meer op tegen de veel
grotere kostenpost van de loondoorbetaling. Zie hier een belangrijk deel van het
bestaansrecht voor de bedrijfspsychologie!

Fundament van persoonlijke belastbaarheid

De term bedrijfspsychologie lijkt te suggereren dat alleen problematiek met betrekking tot het
bedrijf of “werken” aan de orde is. Dat is een misvatting. Het gaat om de werknemer als
mens en die bestaat niet uit stukjes “werk”, “privé” en “persoon”. Die stukjes zijn een
ondeelbaar geheel, die onderling samenhangen en elkaar onderling beïnvloeden. Samen
vormen deze drie het fundament onder de persoonlijke belastbaarheid. Er is een vergelijking
te maken met een krukje met 3 poten: als alle poten stevig staan, kun je van alles en nog
wat met dat krukje uithalen, maar als er een poot wankel wordt en dat blijft zo, dan is het een
kwestie van tijd voordat ook een volgende poot wankel wordt.

Focus op structureel duurzaam herstel

Binnen de bedrijfspsychologie is primair, dat (psychisch of mentaal) zieke werknemers snel
geholpen moeten worden, maar de ervaring heeft geleerd dat alleen de focus op “snel” erg
riskant is; als er niet of onvoldoende gekeken wordt naar wat er (structureel) veranderd moet
worden om herhaling te voorkomen, is het risico groot dat iemand opnieuw in de problemen
komt en uitvalt. Daarom is het uiteindelijke doel dus om tot duurzaam herstel te komen; dat
vergt meer werk bij de psycholoog (en kost dus meer…..), maar het is voor de werkgever
dus een investering die in de meeste gevallen ook echt loont.

Context van preventie

Het spreekwoord zegt “voorkomen is beter dan genezen”. Als een werkgever merkt dat
iemand in de gevarenzone zit, is het logisch dat er moeite gedaan wordt om te voorkomen
dat iemand echt uitvalt. In dit verband wordt vaak de term “preventie” gehanteerd, waarbij
het dus zou moeten gaan om het voorkomen van iets wat ongewenst is. Dit soort
investeringen loont heel vaak niet, deels omdat de focus verkeerd is (de aandacht wordt
gevestigd op wat je niet wilt) en deels ook omdat de uitkomst meer van het soort “ik houd het
nog wel wat langer vol” is dan van het soort “zo heb ik er weer zin en vertrouwen in”.

Minder fit = minder presteren

Uiteindelijk zou het dat toch moeten zijn? Dat alle werknemers er zin en vertrouwen in
hebben; dat ze tegen een stootje kunnen, dat ze creatief zijn, dat ze de energie hebben om
er iets moois van te maken of extra gas te geven als dat een keer nodig is. Precies wat
iedereen verwacht als een professioneel voetbalelftal het veld op gaat; als een speler niet
lekker in z’n vel zit, is de kans groot dat hij niet wordt opgesteld, want iedereen kan snappen
dat hij niet optimaal kan presteren. Zeker bij commerciële clubs zal zo’n speler vervolgens
hulp aangeboden worden, want het beste teamresultaat haal je nu eenmaal alleen met
spelers die zowel fysiek als psychologisch topfit zijn. Bij de topteams weten ze inmiddels
heel goed, dat het domweg teveel geld kost als je wacht met werken aan fitheid tot iemand
(bijna) geblesseerd is; minder fit = minder presteren = geen Champions League. Op fysiek
gebied wordt er daarom door elke topvoetballer heel veel aan zaken zoals core-stability
gedaan, iets wat in vroegere jaren pas aan de orde kwam als een speler met een
(dreigende) blessure naar de fysiotherapeut werd gestuurd. Inmiddels gaat diezelfde
voetballer ook naar de sportpsycholoog, om daar te leren wat hij (of zij) nodig heeft om
optimaal te kunnen presteren, waar hij daar vroeger pas naar toe gesleept werd (bij wijze
van spreken) als de coach hem het etiket faalangst opgeplakt had.

Investeren in topfit zijn

De boodschap mag duidelijk zijn; natuurlijk zullen er altijd gevallen zijn, dat iemand uitvalt
voor zijn werk en psychologische hulp nodig heeft om tot duurzaam herstel te komen. Ook is
het nog steeds van groot belang om in te grijpen en hulp aan te bieden, als iemand dreigt uit
te vallen. Maar uiteindelijk hebben we met z’n allen het meest te winnen, als we investeren
in topfit zijn. Als iedereen voor zichzelf weet, wat hij of zij nodig heeft om op zijn of haar
manier gezond en gelukkig te zijn (want dat verschilt echt van persoon tot persoon), dan
wordt het ook veel makkelijker om dat als perspectief te gebruiken als je het onvermijdelijk
een keer moeilijk hebt. Het maakt verdraaid veel uit of je dan de focus hebt op “als ik maar
niet ziek word en het vol kan houden” of op “wat moet ik doen of laten om weer topfit te
worden”.

De Amerikaanse wetenschapper Corey Keyes heeft vastgesteld dat 3 – 5 procent van de
bevolking valt in de categorie “uitgevallen – kan niet meer meedoen”. De rest is ongeveer
gelijk verdeeld tussen de categorie “(top)fit” en de categorie “niet ziek, maar ook niet fit”
oftewel de categorie “volhouden/doorzetten”. De kosten voor hulp aan de categorie “niet
ziek/niet topfit” zijn qua hoogte vergelijkbaar met de kosten voor de categorie “ziek”. Het
rendement of de productiviteit van de categorie “(top)fit” is echter veel en veel hoger dan van
de groep die tussen wal en schip valt, terwijl de beide groepen qua omvang gelijk zijn; alle
reden om juist in die groep die het moeilijk heeft te investeren in fitheid, zodat meer en meer
mensen optimaal kunnen gaan presteren.

Hulp van buitenaf

De uiteindelijke taak van de bedrijfspsycholoog is als volgt samen te vatten: mensen helpen
inzicht te krijgen in hoe hun persoonlijke mentale (top)fitheid er uit ziet. De vervolgstap is
uitzoeken hoe ze daar grip en regie op kunnen krijgen – en houden, zodat ze er ook echt
verantwoordelijkheid voor kunnen nemen. Dat is geen eenmalig iets, wat je bij wijze van
spreken al op de middelbare school leert (en daarmee klaar), maar het heeft het hele leven
lang aandacht en onderhoud nodig. Soms ook hulp van buitenaf, bijvoorbeeld als door
onverwachte ontwikkelingen verandering en verdere ontwikkeling nodig is.